Kern van de afspraken is een combinatie van een verantwoorde uitwerking van het regeerakkoord, een verantwoorde loonontwikkeling en gerichte maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid en de kwaliteit van arbeid in de zorg.
Een belangrijk fundament is gevonden in de afspraak in het regeerakkoord om het op nul stellen van de ruimte voor de incidentele looncomponent (ILO) al te starten in 2014 en door te laten lopen tot met 2017. Nu het overleg heeft plaatsgevonden en dit de uitkomst is, kan het OVA-convenant in stand blijven en is de nullijn in de zorg van tafel.
Tevens wordt ter dekking van de afspraken ruimte binnen het Budgettair Kader Zorg ingezet en wordt een tariefsmaatregel in de AWBZ genomen. De afspraken hebben substantiële positieve effecten voor de werkgelegenheid. Ze bewerkstelligen dat het verwachte werkgelegenheidsverlies aan de onderkant van de ar- beidsmarkt in de zorg zodanig worden verzacht, dat met gerichte maatregelen in sectorplannen voor de zorgarbeidsmarkt, zoveel mogelijk mensen van baan naar baan kunnen worden geholpen.
De aard van de afspraken verschilt tussen de langdurige zorg en de curatieve zorg. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de curatieve zorg met de diverse gesloten hoofdlijnenakkoorden al in een transitiefase verkeert. Deze hoofdlijnenakkoorden werpen inmiddels hun eerste vruchten af (beheerste uitgavenontwikkeling, veranderende organisatie van de zorg). De langdurige zorg staat juist aan de vooravond van omvangrijke veranderingen.
Afspraken op het terrein van de curatieve zorg
Bij de onderstaande opsomming van maatregelen voor de curatieve zorg wordt een onderscheid gemaakt tussen de sectoren algemene ziekenhuizen, UMC’s en GGZ. De in te zetten middelen zijn naar evenredigheid over deze sectoren ver- deeld.
Kwaliteitsimpuls personeel algemene en categorale ziekenhuizen
Het gevolg van de vergrijzing onder de Nederlandse bevolking en de toenemende technologische mogelijkheden is dat de patiëntenzorg in de ziekenhuizen steeds complexer wordt. Dit vraagt om een constante investering in de kwaliteit van alle medewerkers. Het onderdeel ‘incidenteel’ in de loonkosten component wordt dan ook al jaren besteed aan het op peil houden van de kennis, vaardigheden en com- petenties van medewerkers en een beloning die past bij de toenemende eisen die aan hun werk worden gesteld.
De komende jaren zal deze investering nodig blijven. Ziekenhuizen blijven zich permanent inzetten op het verder verhogen van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg. Goed opgeleide en geëquipeerde professionals, in het bijzonder verpleeg- kundigen, zijn hard nodig, zoals ook in het plan ‘De Verpleegkundige van 2020’ is uiteengezet. Er zijn meer verpleegkundigen nodig op HBO-niveau. De doelstelling is zoveel mogelijk van de huidige medewerkers de mogelijkheid te bieden om op dit niveau werken. Dit vraagt om scholing en passende beloning. Zo zullen initia- tieven van de NVZ ertoe leiden dat het niveau van de verpleegkundige zowel op niveau 4 als niveau 5 opgewaardeerd wordt. Ook taakherschikking vraagt om een blijvende impuls in opleiding en ontwikkeling. Daarnaast zijn extra middelen nodig voor stageplaatsen voor nieuwe medewerkers en om onnodige werkloosheid onder pas afgestudeerden te voorkomen. Meer ge- neriek zijn er als gevolg van de toenemende ontgroening en vergrijzing extra in- vesteringen nodig in scholing en employability tijdens de loopbaan om medewer- kers langer en blijvend gezond en inzetbaar te houden.
Gelijk speelveld tussen UMC’s en ziekenhuizen
De pensioenvoorziening van het personeel van de UMC’s is ondergebracht bij het ABP, terwijl het overige personeel in de zorg, waaronder dat van de algemene ziekenhuizen, vrijwel volledig onder het PFZW valt. Het als werkgever aangesloten zijn bij het ABP leidt tot een verschil in werkgeverslasten voor de pensioenregeling ten opzichte van de algemene ziekenhuizen en tot een verschil in inhoud van de pensioenregeling. Teneinde een gelijk speelveld te creëren op het terrein van pensioenen, de mobiliteit tussen UMC’s en overige zorgsectoren te verbeteren en samenwerkingsverbanden tussen UMC’s en overige zorginstellingen mogelijk te maken, is besloten de pensioenvoorziening van de UMC’s onder te brengen bij het PFZW. Dit leidt echter tot meerkosten voor de UMC’s. Hiervoor worden de UMC’s gecompenseerd. De inzet van betrokkenen is dit per 1 januari 2014 te realiseren.
Beperking kortingen Opleidingsfonds UMC’s
Medisch specialisten worden in UMC’s en in de algemene ziekenhuizen opgeleid, waarbij de UMC’s verantwoordelijk zijn voor bijna de helft van de opleidingsplaat- sen. In het begrotingsakkoord 2012 is een korting opgenomen voor het opleiden van de medisch specialisten. Een deel daarvan komt voor rekening van de UMC’s. Er is besloten de vergoeding per opleidingsplaats in de UMC’s op het huidige peil te houden en niet te korten. Verder zullen nadere eisen worden gesteld aan de transparantie van het Opleidingsfonds, zowel aan de UMC’s als aan algemene zie- kenhuizen. Het gaat dan met name om inzicht in de kosten van de opleidingen in relatie tot de baten.
Jeugd-GGZ
In het regeerakkoord is afgesproken dat de jeugd-GGZ in 2015 wordt overgehe- veld naar de gemeenten. Dit gaat gepaard met een korting. Om een gelijkmatige transitie te bewerkstelligen en daarmee tevens de werkgelegenheidseffecten te beperken is besloten de voorgenomen korting op het jeugddossier (gerelateerd aan de jeugd-GGZ) voor een belangrijk deel teniet te doen door het GGZ-kader geoormerkt te verhogen voor de jeugd. In geval van overheveling zal het verhoogde budget uit het kader meegaan en zal worden bezien, welke overgangsmaatregelen voor de jeugd-GGZ nodig zijn om ongewenste effecten te voorkomen.
Afspraken op het terrein van de langdurige zorg
Op het terrein van de langdurige zorg zijn de volgende afspraken gemaakt.
1. Huishoudelijke verzorging
De middelen voor de huishoudelijke verzorging worden met 35% verhoogd ten opzichte van het regeerakkoord. Van het huidige budget blijft daardoor 60% beschikbaar voor gemeenten (samen met de andere gemeentelijke middelen in het sociale domein). Hiermee is een structureel bedrag van € 530 miljoen ge- moeid. De verwachting is dat het oorspronkelijke werkgelegenheidsverlies hiermee substantieel verzacht wordt.
2. Extramuralisering
De voorgenomen extramuralisering (hoeveel mensen kunnen thuis blijven wo- nen) wordt verzacht. Het gaat daarbij om maatwerk voor mensen met bepe- kingen. Desondanks wordt ter duiding hieronder gesproken in termen van zzp’s. Bij de ouderenzorg zzp 4 wordt verwacht dat niet 100% van de mensen thuis kunnen wonen, maar 50%. De mensen die thuis kunnen blijven wonen, kunnen een beroep doen op een nieuwe aanspraak thuisverpleging. Deze is bedoeld om mensen die voorheen een zwaarder zorgzwaartepakket zouden hebben gekregen, langer thuis te laten blijven wonen. Bij het nader definiëren van deze nieuwe aanspraak worden de elementen verpleging, verzorging en begeleiding betrokken die voorheen onder de AWBZ vielen. Bij deze uitwerking zal het huidige integrale pakket van ondersteuning op deze drie elementen uit- gangspunt zijn. De zorg voor mensen met een licht verstandelijk handicap en (zware) gedrags- problemen blijven volledig onder de kern-AWBZ (LVG zzp 1 t/m 5 en zzp SG LVG1). Dit geldt ook voor gehandicapten met een verstandelijk handicap (VG zzp 3: verzachting van 50%) en VG zzp 4 (verzachting van 100%). Ook de zwaardere zorg blijft voor lichamelijk, auditief en visueel gehandicapten onder de kern-AWBZ vallen3. Ten slotte zal het voornemen om GGZ zzp 3 te extra- muraliseren geen doorgang vinden. Dit heeft als consequentie dat deze zorg ook overgaat naar de Zvw.
Naast bovenstaande structurele maatregelen is sprake van de volgende incidentele bijstellingen (2014).
3. In 2014 zal dagbesteding en persoonlijke verzorging – in tegenstelling tot wat daarover in het regeerakkoord was opgenomen – behouden blijven. Het bedrag dat met deze maatregel is gemoeid, zal worden gedekt door een pgb- tariefskorting en een korting op de contracteerruimte voor de zorg in natura. Met beide kortingen is tesamen een bedrag van € 330 miljoen gemoeid.
4. De maatregel 2014 om nieuwe cliënten in de Wmo geen huishoudelijke hulp meer te verstrekken, zal geen doorgang vinden.
Het bovenstaande krijgt zijn plaats in de bredere kabinetsbrief over de hervorming van de langdurige zorg. Actiz en VGN hebben met het Deltaplan Ouderenzorg 2.0 respectievelijk met het Positionpaper over de gehandicaptenzorg hun visie op de toekomst van de langdurige zorg gegeven. Beide plannen bieden de basis voor vervolgoverleg dienaangaande met zorgpartijen. Een en ander komt aan de orde in de HLZ brief.
Flankerend beleid zorgbreed
Tegengaan verspilling in de zorg
Werkgevers respectievelijk werknemers geven aan actief bij te zullen dragen aan de anti-verspillingsagenda van het kabinet c.q. het in oprichting zijnde Platform Verspilling. Voor de langdurige zorg is daarbij het streven dat opbrengsten van deze anti-verspillingsagenda ten gunste komen van de sector. Dit biedt de beste prikkels om zowel kwaliteitsverbetering, doelmatigheid als de positie van de werk- nemers te verbeteren. Hierover zijn in de curatieve zorg, inclusief de GGZ, al af- spraken gemaakt, in de verschillende hoofdlijnenakkoorden.
Balans tussen flexibiliteit en zekerheid
Binnen de zorg is sprake van een toename van het aantal flexwerkers. De opvat- ting die hierover in het sociaal akkoord wordt geuit, wordt ook gedeeld in de zorg- sector. De inzet van het sociaal akkoord wordt door partijen in de zorg onder- schreven en zal leidraad zijn voor het optreden van partijen.
Her- en bijscholing personeel
In het sociaal akkoord zijn afspraken opgenomen over de her- en bijscholing van personeel. Dit vooral met het oog op de duurzame inzetbaarheid van het personeel, alsmede om eventueel overtollig geworden personeel zoveel mogelijk van werk naar werk te begeleiden. Ook voor de zorgsector zijn deze afspraken relevant. Sociale partners in de zorgsector zullen dan ook nadrukkelijk inzetten op her- en bijscholing van het personeel. Hiertoe zullen sectorplannen worden opgesteld. Genoemde sectorplannen worden financieel gefaciliteerd door het kabinet. Voor wat betreft het beroep op het sectorplan gelden de bredere afspraken hieromtrent, zoals verwoord in de kabinetsbrief van 11 april jl. over het sociaal akkoord. Voor wat betreft de concrete invulling (van de financiering) van de plannen, de timing en organisatie respectievelijk omvang per branche worden voor de zomer nadere afspraken gemaakt. Het eerder door de werknemers verrichte onderzoek (Kiwa/Prismant) alsmede het lopende onderzoek van de SER naar de zorg, zullen bij het op te stellen plan worden betrokken.
Nader flankerend arbeidsmarktbeleid in de langdurige zorg
De voorgenomen hervorming in de langdurige zorg brengt onzekerheid met zich mee voor werknemers. Deze werknemers vormen het sociaal kapitaal in de zorg en zijn van grote waarde voor de kwaliteit van de verleende zorg. Alle partijen moeten zich uiterste inspanningen getroosten om gedwongen ontslagen te voor- komen en er voor te zorgen dat mensen van werk naar werk worden begeleid. Bovengenoemde maatregelen hebben mede als doel de arbeidsmarkteffecten van de maatregelen in de langdurige zorg te verzachten: zowel de structurele redres- sering van de maatregel huishoudelijke hulp als de verzachting van de eerder voorgestane mate van extramuraliseren. De precieze werkgelegenheidseffecten van de hervormingen in de langdurige zorg laten zich – zoals gezegd – vooraf niet voorspellen. De verwachting is dat het oorspronkelijke werkgelegenheidsverlies hiermee substantieel verzacht wordt. Een en ander geschiedt vanuit de overtuiging dat huishoudelijke hulp een onder- deel is van de ondersteunings- en zorgketen.
De daadwerkelijke effecten van de hervormingen (inclusief voorliggende afspra- ken) op de arbeidsmarkt worden nauwlettend in de gaten gehouden en in beeld gebracht door een arbeidsmarkteffectrapportage (AER). Het is van groot belang dat dit vroegtijdig geschiedt. De eerste effectrapportage wordt dan ook al komen- de zomer naar de Kamer gezonden, dit vergezeld van een visie van het kabinet op de arbeidsmarkt in de zorg.
Het feit dat de maatregel om nieuwe cliënten in de Wmo geen huishoudelijke hulp meer te verstrekken in 2014 geen doorgang vindt (en anderszins van dekking wordt voorzien), heeft als belangrijk voordeel dat daarmee tijd wordt gewonnen voor overleg over de kwaliteit van de zogenoemde onderkant van de arbeidsmarkt in de zorg respectievelijk over goed werkgeverschap. De komende periode kan daarmee worden benut om – aan de hand van de effectrapportage – in het spoor van het gevoerde sociaal overleg, een sectorplan voor de transitiefase van de ar- beidsmarkt in de zorg op te stellen, met als doel mensen die hun baan dreigen kwijt te raken via mobiliteit, om- her- en bijscholing aan de slag te houden.
Vanuit de overtuiging dat werknemers op de werkvloer goede arbeidsvoorwaarden verdienen, heeft het kabinet in het regeerakkoord € 100 miljoen beschikbaar ge- steld voor het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van specifieke groepen. Het ligt in de rede hierbij een verbinding te leggen met genoemd sectorplan. Voorts is € 250 miljoen structureel beschikbaar voor intensivering van de wijkverpleging en de sociale wijkteams.
In het wetsvoorstel tot wijziging van de huidige Wmo zullen de waarborgen voor werknemers uit hoofde van de wetsvoorstellen Kant/Leijten worden verankerd. Kort en goed gaat het om de volgende waarborgen:
– Geen verplichte aanbesteding: indien het college van B&W besluit het verle- nen van huishoudelijke hulp door derden te laten verrichten, geldt niet de verplichting tot het uitschrijven van een aanbesteding;
– Overname personeel: indien een gemeente besluit een nieuwe aanbieder te contracteren, treedt deze aanbieder in overleg over de overname van het be- trokken personeel met aanbieder(s) die vóór hem in opdracht van de gemeente huishoudelijke hulp hebben verleend. Met gemeenten en het kabinet worden nadere afspraken gemaakt om scherper toezicht te houden op deze afspraken en CAO-bepalingen;
– Basistarieven: gemeenten dienen basistarieven voor huishoudelijke hulp vast te stellen.
Bij de wijziging van de huidige Wmo uit hoofde van de in het regeerakkoord vervatte decentralisaties, zal expliciet aandacht zijn voor deze aspecten. Een en ander moet tevens worden bezien in het licht van de kwaliteit van ondersteuning: de bij deze kwaliteit betrokken partijen maken afspraken over kwaliteitswaarborgen in de herziene Wmo.