Werkwijzer » Wet werk en zekerheid (WWZ)

Het kabinet streeft naar structurele verbeteringen van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Een goed werkende arbeidsmarkt is van groot belang voor economische groei. De huidige arbeidsmarkt voldoet niet aan de wensen en eisen van de 21e eeuw. In april 2013 sloten het kabinet en sociale partners het sociaal akkoord. Hierin zijn maatregelen afgesproken om de arbeidsmarkt aan te passen aan de veranderende arbeidsverhoudingen in de samenleving. Op basis van dit akkoord is de Wet werk en zekerheid (Wwz) uitgewerkt.

Aanpassingen Wet werk en zekerheid

De Wet werk en zekerheid wijzigt maatregelen op 3 terreinen. Het versterkt de rechtspositie van flexwerkers. Ontslag wordt sneller, goedkoper en eerlijker. De WW wordt er meer op gericht om mensen weer snel aan het werk te krijgen.

Aanpassingen Flexibele arbeid

Er bestaan te grote verschillen in de behandeling van werknemers met vaste en flexibele contracten. Flexwerkers krijgen meer zekerheid en kunnen eerder doorstromen naar een vaste baan. Flexwerkers moeten na 2 jaar aanspraak kunnen maken op een vast contract (dat was 3 jaar). Dit geldt vanaf 1 juli 2015.
Tijdelijke contracten worden als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een tussenpoos van 6 maanden of minder opvolgen. Dit geldt ook vanaf 1 juli 2015. De tussenpoos is momenteel 3 maanden.

Veranderingen WW

Op 1 juli 2015 is de WW veranderd. De vernieuwde WW-regeling maakt het aantrekkelijker om vanuit de WW-uitkering (lager) betaald werk te gaan doen. Ook de berekening van de hoogte van de WW-uitkering is gewijzigd. En als na zes maanden uitkering nog geen baan is gevonden, wordt alle maatschappelijk geaccepteerde arbeid als passend beschouwd. Bij een bedrijfseconomisch ontslag, of ontslag na twee jaar arbeidsongeschiktheid, loopt de ontslagroute voortaan altijd via UWV. Op 1 januari 2016 is de maximale duur van de WW teruggebracht. En is de opbouw van WW-rechten aangepast. Per 1 december 2016 veranderen de dagloonregels voor de WW-uitkeringen.

Passende arbeid

Na 6 maanden WW, mag het niveau van een baan of het salaris geen belemmering meer zijn om een baan te accepteren of erop te solliciteren. Als na 6 maanden uitkering nog geen baan is gevonden, wordt alle maatschappelijk geaccepteerde arbeid als passend beschouwd.

De ontslagroute die een werkgever moet volgen, hangt af van de reden van ontslag. Voor een bedrijfseconomische ontslag of ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid, loopt de ontslagroute via UWV. Bij ontslag om persoonlijke redenen (bijvoorbeeld disfunctioneren van werknemer of een verstoorde arbeidsrelatie) dient de werkgever het ontslagverzoek bij de kantonrechter in.

Tegen de ontslagbeslissing van UWV is geen bezwaar of beroep bij UWV mogelijk. Werkgever en werknemer kunnen de beslissing van UWV wel door de kantonrechter laten toetsen. Tegen de beslissing van de kantonrechter is hoger beroep mogelijk.

Transitievergoeding

Een werknemer van 18 jaar of ouder die 2 jaar of langer in dienst is heeft recht op een vergoeding bij ontslag. Die vergoeding heet de ‘transitievergoeding’. De vergoeding geldt ook voor werknemers met een tijdelijk contract.

De werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen als de werknemer:

  • zelf ontslag neemt;
  • de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
  • ernstig verwijtbaar heeft gehandeld met ontslag als gevolg.
Verandering in ontslagregeling

Bij ontslag met wederzijds goedvinden hoeft ook geen transitievergoeding te worden betaald en kunnen partijen zelf een ontslagvergoeding afspreken. Dat kan individueel, via een ‘vaststellingsovereenkomst’, via de ondernemingsraad en door de vakbond(en) in samenspraak met werkgever(s), waarbij de hoogte van de ontslagvergoeding vaak wordt vastgelegd in een sociaal plan.

Op of na 1 januari 2016 recht op WW? Dan verandert de maximale duur van de WW-uitkering.

Als een werknemer werkloos wordt bestaat er meestal het recht om aanspraak te maken op een WW-uitkering. De periode dat iemand heeft gewerkt bepaalt hoelang het recht op een WW-uitkering bestaat. Vanaf 1 januari 2016 wordt de maximale periode dat iemand een WW-uitkering kan ontvangen stapsgewijs teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden. Werkgevers en werknemers kunnen in een cao afspreken dat deze periode wordt aangevuld met een aparte uitkering.

Per 1 januari 2016 is ook de opbouw van de WW-rechten veranderd. Voor de eerste 10 jaar geldt dat een werknemer per gewerkt jaar een maand WW-recht opbouwt. Daarna geldt dat voor elk gewerkt jaar een halve maand WW-recht wordt opgebouwd. De WW-rechten die een werknemer voor 1 januari 2016 heeft opgebouwd blijven bestaan.

Deze wijzigingen gelden ook voor de loongerelateerde WGA-uitkering.

Voorbeeld

Een werknemer heeft 5 jaar gewerkt, er is dan recht op 5 maanden WW-uitkering (in de oude en in de nieuwe situatie). Als de werknemer 18 jaar heeft gewerkt dan is de duur van het WW-recht in de oude situatie 18 maanden, maar in de nieuwe situatie is dat 14 maanden. De werknemer heeft in de eerste 10 jaar 10 maanden opgebouwd in de laatste 8 jaar 4 maanden.

 

Bron: UWV